20.4.09

Stanza's van Dzyan -Stanza IV- (Geheime Leer deel I)

------------------------------------------------------------------------
Zie ook voor de Stanza IV vanuit Kosmische Vuur van A.A.B.
-------------------------------------------------------------------------


Stanza IV (4)

1. ‘… Luistert, gij Zonen der Aarde, naar uw leermeesters – de Zonen des Vuurs. Weet, dat er eerst noch laatst bestaat, want alles is één getal, uit geen getal ontstaan.

2. Weet wat gij, die aan de Oorspronkelijke Zeven ontsproten zijn, wij, die uit de Oorspronkelijke Zeven Vlam zijn geboren, van onze vaderen hebben geleerd.

3. Uit de schittering van licht – de straal van het immerduister – traden de wederontwaakte krachten in de ruimte; de een uit het ei, de zes en de vijf.
Dan de drie, de een, de vier, de een, de vijf – de tweemaal zeven, het geheel. En dit zijn de wezenskernen, de vlammen, de elementen, de bouwers, de getallen, de Arûpa, de Rûpa, en de kracht van de Goddelijke Mens – het geheel. En uit de Goddelijke Mens emaneerden de vormen, de vonken, de heilige dieren en de boodschappers der heilige vaderen binnen de gewijde vier.

4. Dit was het leger der stem – de goddelijke moeder der zeven. De vonken van de Zeven zijn de dienaren van de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde, de zesde en de zevende van de zeven en daaraan onderworpen. Deze “vonken” worden bolle, driehoeken, teerlingen, lijnen en boetseerders genoemd; want aldus bestaat de Eeuwige Nidâna – de Ceaohoo, die is:

5. “Duisternis “, het grenzenloze, of het niet-getal, Âdi-Nidâna Svabhavat: -
I De Âdi-Sanat, het getal, want hij is één.
II De stem van de Heer Svabhavat, de getallen, want hij is een
en negen.
III De “vormloze vierhoek”.
En deze drie, door de Ο omsloten, zijn de gewijde vier; en de tien zijn het Arûpa heelal. Dan komen de “Zonen”, de zeven strijders, de ene, de achtste geweerd, en zijn adem, de die licht-maker is.

6. Dan de tweede zeven, die de Lipika zijn, verwekt door de drie. De verstoten zoon is één. De “Zoon-zonnen” zijn talloos.

----------------

“Een erg moeilijke Stanza”, zegt HPB. Zij legt uit, dat Stanza IV “de ontwikkeling of differentiatie aantoont van de “kiem’ van het universum tot de zevenvoudige hiërarchie van de bewuste goddelijke Krachten, die de werkzame openbaringen zijn van de ene opperste Energie. Zij zijn de bouwers, vormers en uiteindelijke scheppers van het gehele geopenbaarde universum in de enige betekenis waarin de naam ‘schepper’ te verstaan is; zij bezielen en leiden het; zij zijn de intelligentie wezens die de evolutie regelen en besturen, in zichzelf die openbaringen belichamend van de ENE WET die wij kennen als de “Wetten van de Natuur’ – in het algemeen: de Dhyân-Chohans.”
“Nu, op dit moment”, zegt Sri Krishna Prem, “en voor ieder van ons innerlijk Zelf is de goddelijke wijsheid beschikbaar. Waarheid wordt onderwezen, zij wordt ons aangeboden; wij zijn het, die niet naar onze onderrichters luisteren.”


“De Zonen van het Vuur
” e.d. moeten verklaard worden”. Zegt HPB; “zij houden verband met een groot, oorspronkelijk en universeel mysterie, en het is niet gemakkelijk dit duidelijk te maken.” Zij zijn geëvolueerd uit het oorspronkelijke Vuur. Het vuur of kennis “verbrandt” iedere handeling op het gebied van illusie. Vuur is ETHER in zijn zuiverste vorm.


“Eén getal uit geen getal”. Men kan zich niet iets geopenbaards voorstellen anders dan als deel van een groter geheel, het totaal, het ene, geopenbaarde universum dat voortkomt uit het ongeopenbaarde, dat “geen getal” wordt genoemd. (Een analogie; elk van onze levens op aarde moet worden gezien als slechts één deel van een lange reeks levens, “één parel aan een draad met vele parels”) .

“De Oorspronkelijke Zeven” kwamen voort uit Vader-Moeder. Het geopenbaarde viertal alleen uit de Moeder.

“De wederontwaakte Krachten” – Dhyân-Chohans

“Arûpa” – vormlozen

“Rûpa” – met lichamen

“De Gewijde Vier”. De vier, voorgesteld in de occulte getalaanduiding door de tetraktys, het heilige of volmaakte vierkant, is een heilig getal voor de mystieken van ieder volk en van ieder ras. Vier is synoniem met het naar buiten gerichte, de manifestatie.

Bij de bespreking van deze Stanza en de “Oorspronkelijke Zeven” met haar studenten van de Blavatsky Loge zei zij: “De uitdrukking ‘God’ – tenzij betrekking hebbende op de onbekende Godheid of Absoluutheid, waarvan moeilijk gesteld kan worden dat deze op enigerlei wijze handelt, – heeft in oude filosofieën altijd de gezamenlijke handelende en intelligente Krachten in de natuur betekend…”
(Dit is belangrijk, omdat zij niet naar de Onbekende Godheid verwijst als “Het Absolute”, wat meestentijds wordt gedaan, hetgeen echter niet juist is, omdat “absoluut” een uitdrukking is voor eindigheid – zoals door dr. de Purucker wordt uitgelegd – en deze kan niet worden gebruikt voor Parabrahman, dat oneindig en onbegrensd is.)

“Nidâna” – In Buddhisme de banden of kluisters, die de oorzaken van het bestaan in de wereld zijn en ook de oorzaken voor wedergeboorte voortbrengen.
Werkwoord: dâ – binden, ni – neer.


“Âdi-Sanat”: “Letterlijk: De ‘Eerste Oude”. De uitdrukking komt overeen met de Kabbalistische “Oude van Dagen” en de “Heilige Bejaarde” (Sephira en Adam Kadmon) vereenzelvigt met Brahmâ de Schepper, die onder andere namen en titels ook die van Sanat draagt”.

Eén en negen”,“Hetgeen tien maakt, of het volmaakte, op de “Schepper”toegepast getal. De dekade, die het gehele universum in zich bevat.”


“De Ene, de achtste geweerd”
, “De Ene verstotene is de Zon van ons stelsel.
Met de “Zonne-Zonen” worden niet alleen onze planeten, doch ook de hemellichamen in het algemeen bedoeld.”

“De Lipika”. Haar studenten vroegen haar: “Wat is de verhouding van de Lipika, de “tweede Zeven” tot de “Oorspronkelijke Zeven”? Zij antwoordt: “Als u gelooft dat iemand, uitgezonderd de hoogste ingewijden, dit bevredigend kan beantwoorden, dan vergist u zich…”

Maar zij geeft wel enig verhelderend commentaar over de Lipika zelf, en hun verhouding tot ons, of hun betekenis in ons leven; “Deze goddelijke wezens staan in verband met Karma, de wet van vergelding, want zij zijn de optekenaars, die op de (voor ons) onzichtbare tafelen van het astrale licht (de grote beeldengalerij van de eeuwigheid) een getrouwe optekening maken van iedere daad, en zelfs gedachte van de mens, van alles wat was, is of ooit zal zijn, in het universum van verschijnselen…

De eeuwige boekstaving is geen fantastische droom, want wij vinden hetzelfde in de wereld van de grove substantie...

Aangezien de Lipika zijn verbonden met het lot van iedere mens en de geboorte van ieder kind, wiens leven reeds is afgedrukt in het astrale licht – niet fatalistisch, maar allen omdat de toekomst, evenals het verleden, altijd leeft in het HEDEN – kan van hen ook gezegd worden, dat zij invloed uitoefenen op de wetenschap van de Horoscopie.”

(Dit is gemakkelijker te begrijpen als wij bedenken, dat een op de juiste wijze getrokken horoscoop ons moet weergeven zoals wij zijn, ons karakter, zoals wij dit hebben opgebouwd, ons toekomstig karma zoals wij het gezaaid hebben. En de Lipika zijn vanzelfsprekend nauw verbonden met FOHAT !)
---------------

10.3.09

Stanza III-20 april 2009- Assen

Stanza III Geheime Leer deel I (blz.93-117)
(zie ook voor Stanza III (Kosmisch Vuur van AAB-)

------------------------------------

“Beschrijf de dageraad, zoals deze opklaart tot de volledige zonsopgang van het goddelijk denkvermogen, het welk het geopenbaarde heelal omvat”. ( Sri Krishna Prem)

------------------------------------

1. “… Het Laatste vibreren der zevende eeuwigheid trilt door het oneindige. De Moeder zwelt, zich uitzettende van binnen naar buiten, gelijk de knop van de Lotus.

2. De vibratie ijlt voort; zij raakt met snelle wiek het gans heelal en de kiem, die in het duister woont; het duister, dat over de sluimerende wateren des levens ademt…

3. De duisternis straals licht uit; en het licht werpt één enkele straal in het Moeder-Diep. De straal schiet door het maagdelijk ei. Hij brengt het eeuwig ei in trilling; dit werpt dan de niet-eeuwige kiem, die zich tot het wereld-ei verdicht.

4. De drie vallen nu in de vier. De stralende essence wordt zeven van binnen, zeven van buiten. Het lichtend ei, dat in zichzelf drie is, stolt; het verspreidt zich in melk-witte klonters door de diepten van Moeder, de wortel die groeit in de diepten van de levens-oceaan.

5. De wortel blijft, het licht blijft, de klonters blijven en nog is Oeaohoo één.

6. De wortel des levens was in iedere drop van de oceaan der onsterfelijkheid, en de oceaan was stralend licht, dat vuur, hitte en beweging was. De duisternis verzwond en was niet meer; zij verdween in haar eigen essence, het lichaam van vuur en water, of Vader en Moeder.

7. Zie nu, o Lanoe ! Beider stralend kind, het ongeëvenaarde die de diepten der grote donkere wateren ontstijgt. Het is Oeaohoo, de jongere, de ***. Hij treedt stralend te voorschijn als de zoon; hij is de vlammende, Goddelijke Wijsheidsdraak. De Een is Vier, en Vier verbindt zich met Drie. Uit hun eenwording ontstaat de Sapta, in welke de zeven zijn, die de Triadaśa (of de scharen en de menigten) worden. Zie hem de sluier heffenen die van Oost naar West ontplooien. Hij sluit het opperste buiten en doet het onderste als de grote illusie aanschouwen. Hij bepaalt de plaatsen voor de blinkenden en herschept het bovenste in een oeverloze vuurzee en het ene geopenbaarde in de grote wateren.



8. Waar was de kiem en waar nu duisternis? Waar is de geest der vlam, brandende in uw lamp, o Lanoe? De kiem is Dat, en Dat is licht, de witte lichtzoon van de donkere verborgen Vader.

9. Licht is koude vlam, en vlam is vuur, en vuur veroorzaakt hitte, die water voortbrengt: Het water des levens in de grote Moeder.

10. Vader-Moeder spinnen een web, dat boven aan de geest is gehecht – het licht der ene duisternis – en beneden aan zijn schaduweind, de stof; dit web is het heelal, uit de twee grondstoffen verenigd – Svabhavat – gesponnen.

11. Het zet uit, wanneer de adem des vuurs het genaakt; het trekt samen, wanneer de adem der Moeder het beroert. Dan scheiden de zonen en gaan uiteen, om terug te keren in hun Moeders schoot bij het einde van de grote dag en met haar te worden verenigd; wanneer het verkoelt, wordt het stralend, en de zonen zetten uit en trekken samen door hun eigen zelf en hart; zij omvatten de oneindigheid.

12. Dan zendt Svabhavat Fohat om de atomen te harden. Elk is een deel van het web. De “Zelfbestaande Heer”, als een spiegel weerkaatsend, wordt ieder bij beurten een wereld.”

----

Bedenk, dat er aan het eind van Stanza II nog niets was ‘gebeurt’, maar nu, met behulp van de almachtige Fohat, nadert de manifestatie. Hier volgen opmerkingen van H.P.B. uit haar “Geheime Leer”en haar antwoorden op vragen van leden van de Blavatsky Loge (Collected Writings deel X ).

In alle cosmogonieën speelt “water” dezelfde belangrijke rol. Het is de grondslag en bron van het stoffelijk bestaan. De niet-eeuwige, periodieke kiem, die in de latere symboliek het wereld-ei wordt, bevat in zich, wanneer deze te voorschijn komt uit het genoemde symbool, “de belofte en kracht”van het gehele universum.
Het duister is in het occultisme de ene werkelijkheid, de grondslag en de wortel van het licht, zonder hetwelk niet laatstgenoemd zich nooit zou kunnen openbaren en zelfs niet zou kunnen bestaan.

Licht is materie en duisternis zuivere geest. De oer-materie moet, voordat zij zich manifesteert, ontwaken door de trilling onder aandrang van Fohat.

Straling is het onbewuste en spontane uitschieten, de werking van iets van waaruit dit uitschieten plaats grijpt; maar emanatie is iets van waaruit iets anders voortkomt in een voortdurende uitstroming, en wat bewust uitstroomt… Straling kan van het absolute komen, emanatie kan dit niet.

Bedenk, dat wanneer de uitdrukking “gebieden van niet-zijn” wordt gebruikt, zij dit slechts voor ons zijn, maar het zijn gebieden van zijn en materie voor hogere intelligenties dan de onze … Datgene waarnaar verwezen wordt als de ongemanifesteerde gebieden doelt slechts op ongeopenbaarde zijn op gebieden van niet-zijn vanuit het standpunt van het eindige verstand; voor hogere intelligenties zouden zij geopenbaarde gebieden zijn en zo verder tot in het oneindige, aangezien analogie altijd toe te passen is.
(vergelijk hiermee Dr. De Purucker in “Fountain Source of Occultism”: “Tijd bestaat niet voor zuiver bewustzijn, deze behoort tot ons stoffelijk bestaan”) .

De “stralende essence die stolt en zich verspreidt door de diepten der Ruimte” is, van astronomisch standpunt gezien, de Melkweg, de wereldstof of primordiale stof in haar eerste vorm. De Melkweg is de voorraadschuur van de materialen waaruit sterren, planeten, enz. worden gevormd.

Op de vraag: ‘In welke betekenis kan elektriciteit een ‘entiteit’ worden genoemd, antwoord H.P.B. ; Slechts als we haar terugvoeren tot Fohat, de oerkracht ervan. Maar hoed u voor de begoocheling van vorm. Zodra ge uw godheid naar beneden haalt door er ene menselijke vorm aan te geven, beperkt en bepaalt ge haar en ziedaar, ge hebt een antropomorfische god geschapen.”

De “zevende eeuwigheid”, genoemd in vers 1, heeft betrekking op de derde logos, of de eerste gemanifesteerde Logo, Brahmâ, wanneer het leven van Brahmâ op het punt staat te beginnen (in de huidige Mahâ-Manvantara in het leven van Brahmâ voor ongeveer de helft verstreken.)
H.P.B. waarschuwt ons altijd om bij gebruik van het woord Manvatara, of tijperk van openbaring, uit het verband op te maken naar welke Manvatara wordt verwezen, of deze betrekking heeft op een kleinere of grotere periode, op een planeet, een zonnestelsel, een melkwegstelsel, enz.

“Het duister dat ademt over de sluimerende wateren des levens” doet denken aan het eerste hoofdstuk van Genesis. De wateren zijn de bron van het materiele bestaan. Bedenk, dat wanneer het web wordt genoemd, dit verwijst naar het geopenbaarde heelal. De vorm van het ei is het symbool van eeuwigheid en oneindigheid; het wereld-ei wordt gevonden in iedere kosmogonie.


In de goddelijke gedachte is alles aanwezig en er is geen tijd, dat dit niet zo was, maar de goddelijke ideatie wordt beperkt door de universele Manvantara’s. Abstracte ruimte heeft zeven graden of gebieden; het eerste is het gebied van latent bewustzijn, waarvan de duur gelijk is aan die van de eerste en tweede ongemanifesteerde logos. Het is het “Licht dat schijnt in het duister en het duister nam het niet op” uit het evangelie van Johannes.

“Wanneer het uur slaat voor de derde Logos (Brahmâ) om te verschijnen, dan straalt er uit het sluimerend vermogen een lager gebied van differentieert bewustzijn, dat Mahat wordt genoemd (goddelijk denkvermogen) of de gehele collectieve schare van die Dhyân-Chohans van gevoelend bestaan, waarvan Fohat de vertegenwoordiger is op het objectieve gebied en de Mânasaputras op het subjectieve gebied…”

(Dit is waarover de derde Stanza allemaal handelt!)

Door Fohat worden de denkbeelden van het universele denkvermogen op de materie afgedrukt. Fohat is de vertegenwoordiger van de Mânasaputras (de zonen van het Denkvermogen), die goddelijke wezens die het mensdom het licht van het denkvermogen gaven, waardoor het mensdom werd opgeheven tot een hoger peil dan de niet-zelfbewuste dieren.

(Een ander toepasselijk commentaar van Dr. De Purucker; “De dingen die niet waarneembaar zijn voor onze stoffelijke zintuigen zijn belangrijker en werkelijker dan wij met de zintuigen waarnemen.”)

Bij Stanza V volgen meer bijzonderheden omtrent Fohat.


“Oeaohoo
”- “Vader-Moeder der Goden”, de zes in één, of de zevenvoudige wortel, waaruit alles voorkomt.”Oeaohoo is een Senzar woord, synoniem voor het grenzeloze, onveranderlijke beginsel. “In één zin is Oeaohoo de “Wortelloze Wortel van alles” en dus één met Parabrahman, in een andere zin is het een naam voor het gemanifesteerde Ene Leven, de Eeuwig Levende Eenheid.”

“Lanoe” - een leerling, een Chela, die praktisch Esotericisme bestudeert.

“Sapta”- zeven

“Tri-daśa”, “Of driemaal tien (30), doelt in ronde getallen op de Vedische godheden; nauwkeuriger 33 – een heilge getal. Het zijn de 12 Âdityas, de 8 Vasus, de 11 Rudras en 2 Aśvins – de tweelingzonen van Zon en uitspansel.
Dit is het wortelgetal van het Hindu-Pantheon, dat 33 “crores” of meer dan driehonderd miljoen goden en godinnen telt.”

(Uit: Werkboek Theosofie 1985: Cosmogenesis, Antropogenesis en de Stanza’s van Dzyan)
-------------------

17.2.09

Stanza's van Dzyan: Stanza I en II





Stanza I:

  1. “De eeuwige Moeder, in haar immer onzichtbare gewaden gehuld, had weer zeven eeuwigheden lang gesluimerd.

  1. De tijd was niet, want hij lag slapende in de oneindige boezem van de duur.

  1. Het universele Denkvermogen was niet, want er waren geen Ah-Hi om het te bevatten.

  1. De zeven wegen tot zaligheid waren niet. De grote oorzaken van het lijden waren niet, want er was niemand om ze te verwekken en er in verstrikt te raken.

  1. Duisternis alleen vulde het grenzeloze Al, want Vader, Moeder en Zoon waren andermaal één, en de Zoon was nog niet verrezen voor het nieuwe wiel en zijn pelgrimstocht daarop.

  1. De zeven verheven Heren en de zeven Waarheden bestonden niet meer, en het Heelal, der Noodzaak zoon, was in Paranishpanna verzonken om door dat wat is en toch niet is te worden uitgeademd. Niets was.

  1. De bestaansgronden waren ter zijde gesteld; het zichtbare, dat was, en het onzichtbare, dat is, rustten in het eeuwige niet-zijn – het Ene Zijn.

  1. De Ene Bestaansvorm alleen breidde zich grenzeloos, eindeloos, oorzakeloos uit, in droomloze slaap; en het leven pulseerde onwetend in de universele ruimte, door het alomtegenwoordige, dat door het geopende oog van de Dangma bespeurd wordt.

  1. Doch waar was de Dangma, toen de Alaya van het Heelal in Paramârtha was en het grote wiel Anupâdaka was?


---------



Vergelijk deze eerste Stanza met de eerste van de drie gronddenkbeelden van de Geheime Leer:

“Een alomtegenwoordig, Eeuwig, Grenzeloos en Onveranderlijk BEGINSEL, waaromtrent elke bespiegeling onmogelijk is, daar het boven het menselijk denkvermogen staat en door menselijke benamingen of vergelijkingen slechts verkleind kan worden. Het ligt buiten het bereik en het domein der gedachte en is, zoals de Mândukya zegt,’ondenkbaar en onuitsprekelijk’. “

“Weer”: in het eerste vers geeft onmiddellijk de sleutel van het voortdurend verschijnen en opnieuw-verschijnen van zonnestelsels, werelden, mensen, enz.; steeds terugkerende kringlopen van verschijnen en verdwijnen, geen eerste begin uit het niets.

“Zeven eeuwigheden”: Het woord eeuwigheid heeft niet de christelijke betekenis van: “voor altijd en altijd”, maar eeuwigheid en onsterfelijkheid betekenen beide “het bestaan tot het einde van de Kalpa”.

Een Kalpa is een tijdsperiode, een Mahâ-Manvantara of een Dag van Brahmâ, 4.320.000.000 mensenjaren. Maar deze eerste Stanza verwijst naar het Leven van Brahmâ, vandaar zeven eeuwigheden. H.P.B. zegt: ( G.L. p. 238) “De getallen van de Grote Kalpa zijn ons niet bekend en het is ons niet geoorloofd de duur van onze kleinere Yuga’s behalve bij benadering, openbaar te maken… Wij weten niets van de juiste tijd, waarop de ontwikkeling en vorming van onze kleine Aarde een aanvang nam. Het is ons daarom niet mogelijk haar leeftijd te berekenen, tenzij wij eerst de tijd van haar geboorte weten – die de Leraren ons echter tot dusver onthouden.” Maar één Eeuwigheid is één zevende van de leeftijd van Brahmâ. De zevende Eeuwigheid is het eind van de grote Pralaya, het begin van de Manvantara, de manifestatie, de geboorte.

“Tijd en duur”. De Theosofie maakt een duidelijk onderscheid tussen deze begrippen. “De tijd is slechts een begoocheling, op onze reistocht door de eeuwige duur, door de opeenvolging van onze bewustzijnstoestanden veroorzaakt; en hij bestaat niet, waar er geen bewustzijn bestaat, in hetwelk die begoocheling kan worden gewekt”, zegt H.P.B. (G.L. I, p.42) en de G. de P. zegt in zijn “Fountain – Source of Occultisme”, p. 214: “Tijd is slechts een droombeeld van het menselijk voorstellingsvermogen tegen de achtergrond van de eeuwige Duur… “
Duur: “Eén van de drie aspecten van de ongemanifesteerde Godheid, waarvan de andere twee Ruimte en Beweging zijn”.






In antwoord op een vraag over deze aangelegenheid zegt H.P.B. ”De Duur is; hij heeft begin noch einde. Hoe kunt ge datgene wat noch begin noch einde heeft tijd noemen? Duur is zonder begin en eindeloos, tijd is eindig. Tijd kan worden verdeeld, Duur – althans in onze wijsbegeerte – niet.” Toen haar gevraagd werd: “Wat is het bewustzijn dat tijd waarneemt? “, antwoordde zij: “Hier wordt bewustzijn alleen op onze planeet bedoeld, niet het eeuwige goddelijke bewustzijn, dat wij het Absolute noemen.”

(Een belangrijk punt; zij verklaart later, dat strikt genomen de uitdrukking “Absoluut” in dit verband niet juist is, de uitdrukking moet zijn Absoluutheid. “Ge kunt Parabrahman niet het Absolute noemen!”)

“Het universele Denkvermogen”. Het goddelijke Denkvermogen is voordat differentiatie plaats heeft. Houdt in herinnering, dat hoe ge het ook noemt, elk van deze voorstellingen haar meest metafysische, meest stoffelijke en ook tussenliggende aspecten heeft.” “Denkvermogen betekent toestanden van bewustzijn, verzameld onder de woorden: Gedachte, Wil, Gevoel.”

“AH-HI”. Hemelse wezens, de zeven logoïsche Stralen van de ene Straal. Zij komen eerst tot aanzijn bij de eerste straling van het universele Denkvermogen.”In antwoord op de vraag: “Zijn de Ah-Hi in voorgaande Manvantara’s mensen geweest of zullen zij dit worden?” Luidt de ondubbelzinnige verklaring: “Ieder levend wezen van welk soort dan ook, was, is, of zal een menselijk wezen worden, in de een of andere Manvantara… Zij bestaan niet langer in deze Manvantara, zij zijn lang geleden Planeetgeesten geworden, zonne-, maan- en tenslotte reïncarnerende ego’s want zij zijn de gezamenlijke schare van geestelijke wezens… de Ah-Hi zijn de vlam, van waaruit stralen voortkomen, die steeds meer gedifferentieerd worden bij het verder afdalen in de stof, totdat zij tenslotte onze wereld bereiken, met haar talrijke biljoenen bewoners en bewuste wezens…”

“Duisternis”. “Het onbekende principe dat de kosmische ruimte vult…”. Het is de “Duisternis op het aangezicht van de Diepte”in Genesis; “Diepte” betekent hier “de heldere zon van de Donkere Vader – Ruimte. Duisternis is absoluut licht, geest, negatief. Licht is stof – positief.” (Zij voegt er later aan toe, dat de uitdrukking Duisternis liever wordt gebruikt dan Chaos, hoewel zij hetzelfde betekenen, wegens het gevaar dat “Chaos” wordt uitgelegd in het menselijke vlak.)







“Vader, Moeder en Zoon waren andermaal één“: “Het betekend, dat de drie Logoï – de ongemanifesteerde “Vader”, de half-gemanifesteerde “Moeder” en het Universum, hetwelk de derde Logos is in onze filosofie, gedurende de Pralaya andermaal één waren. Gedifferentieerde essentie was weer één geworden.  De gedifferentieerde “Vader, Moeder en Zoon” is het tegenbeeld van het Christelijke beeld: Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij moeten oppassen, dat wij abstracte begrippen niet vermenselijken, door deze uitdrukkingen verder uit te leggen...”

“Wiel”: op zichzelf betekent dit een wereld of globe. De ouden, die de uitdrukking in die zin gebruikten, beseften dat de aarde een bol was, geen plat vlak, zoals in de middeleeuwen werd geleerd, en dat zij wentelde. De “Oudere Wielen” zijn de oerpatronen; de kleinere wielen zijn onze sferen van ervaring, dat wil zeggen ons leven op aarde.

“Paranishpanna” is de absolute volmaking, die alle wezens zullen bereiken aan het einde van een grote periode van activiteit, of Mahâ-Manvantara.

“Het Universum, der Noodzaak Zoon”: “Ons Universum” is er slechts één van een oneindig aantal universa, die alle “der Noodzaak zonen” zijn, omdat zij schakels zijn in de grote kosmische keten van universa… “ Zonder het gemanifesteerde universum kon er geen gebied van evolutie zijn.

“Uitademing”: De Grote Adem is de voortdurende beweging van het universum, de Dagen en Nachten van Brahmâ, het perpetuum mobile, waarnar door geleerde en filosofen zo gezocht is. Brahmâ, de derde Logos, ademt uit en de zonnestelsels, universa, enz. worden geboren. Brahmâ ademt in en al het gemanifesteerde verdwijnt in de slaap van Pralaya, wanneer “NIETS IS” .

“Niet-ZIJN”: Er werd haar gevraagd of het zijnde en zijn hetzelfde waren. Het Zijnde of Sat is niet bestaan, want bestaan kan slechts van toepassing zijn op verschijnselen, nooit op het oorzakelijke noumena, want de woordafleiding zélf is in tegenspraak met zo’n bewering. Het zijnde is niet zijn, want het is even goed niet-zijn. Wij kunnen het niet begrijpen, want ons verstand is beperkt en onze taal is nog beperkter en aan nog meer voorwaarden gebonden dan ons verstand. Hoe kunnen wij daarom aan datgene uitdrukking geven wat we ons slechts kunnen voorstellen door een reeks ontkenningen?






“Dangma”: Dangma betekent een gelouterde ziel, de hoogste Adept.

Alaya”: “De universele Ziel; de basis of wortel of bron van alle schepselen… Anima Mundi.”

“Paramârtha”: Het Absolute Zijn en Bewustzijn, die Absoluut Niet-zijn en Onbewustzijn weergeven.

Anupâdaka”: Ouderloos, omdat zij de directe uitstralingen zijn van datgene wat noch Vader, noch Moeder is, doch de ongemanifesteerde Logos.

---------


Als we nu Stanza I herlezen en daarbij houden we de verduidelijkingen van H.P.B. in gedachten.

Lees de verzen bij voorkeur hardop. Er werd in oude leringen veel belang gehecht aan het geluid van woorden, en merk op hoe prachtig H.P.B. de nadruk legt op hetgeen zij vertelt, door haar woordkeus “Niets was”.

(Gedeelten tussen aanhalingstekens zijn uit H.P.B.’s Collected Writings Vol. X., “Transactions of the Blavatksy Lodge”, uit haar “Geheime Leer” deel I; ook uit G. de P’s “Glossary”, enz. Gelieve er nota van te nemen dat wij slechts vluchtig zijn ingegaan op haar commentaren op deze Stanza. Er zijn 47 bladzijden met discussies alleen over deze Stanza in Volume X van de Collected Writings en 18 bladzijden in de Geheime Leer. Onnodig te zeggen dat deze bestudeerd kunnen worden.)


----------------




Stanza II

1. “… Waar waren de Bouwers, de lichtende zonen van de Manvantarische ochtend? … In het onbekende duister in hun Ah-Hi Paranishpanna. De verwekkers van vorm uit niet-vorm – De wereldwortel – De Devamâtri en Svabhavat, rustte in de gelukzaligheid van het niet-zijn.

2. …Waar was de stilte? Waar waren de oren om haar te vernemen? Nee, er was zomin stilte als geluid; niets dan de stoorloze eeuwige adem, die zich zelf niet kent.

3. Het uur was nog niet aangebroken; de straal was nog niet in de Kiem geflitst; de Mâtripadma was nog niet gezwollen.

4. Haar hart had zich nog niet geopend voor de ene straal om in te gaan en dan als drie in vier in Mâyâ’s schoot te vallen.

5. De zeven zonen waren nog niet geboren uit de webbe des Lichts. Duisternis alleen was vader-moeder, Svabhavat; en Svabhavat was in duisternis.

6. Deze beide zijn de Kiem, en de Kiem is één. Het Heelal was nog in de Goddelijke gedachte en de Goddelijke boezem verborgen…”

----------

Deze Stanza stelt de toestand van de kosmische droom voor en zinspeelt op de gebeurtenissen die plaats hebben in de duisternis als voorbereiding voor de komende dageraad (Sri Krishna Prem). Er is nog niets verschenen, er heeft nog geen manifestatie plaats gehad, maar het leven wordt meer vibrerend.

“De Bouwers” ”zijn de werkelijke scheppers van het heelal en in deze leer, die slechts betrekking heeft op ons zonnestelsel, worden zij, als bouwers ervan, ook de “Wachters”van de zeven sferen genoemd, die esoterisch de zeven planeten zijn en esoterische ook de zeven bollen of sferen van onze keten.”

Dit brengt onmiddellijk de zevenvoudige aard van alle geopenbaarde wezens, werelden zowel als mensen, naar voren.

Een verdere vraag beantwoordend over deze bouwers legt H.P.B. uit: “Zij zijn degenen die de dingen bouwen en vormen. De uitdrukking is zowel van toepassing op de bouwer van het heelal als op de kleine globen zoals die van onze planeetketen. Het planeetstelsel wordt ons zonnestelsel bedoeld.”

Het denkbeeld dat dingen kunnen ophouden te bestaan en toch zijn, een gronddenkbeeld van de Oosterse psychologie, brengt haar vragenstellers nog meer in de war, maar H.P.B. geeft een aanschouwelijke vergelijking.”… ondanks deze tegenstrijdigheid blijft het feit in de Natuur bestaan, waarover men beter kan nadenken dan erover argumenteren.”

Zij licht een bekende paradox toe met betrekking tot chemische verbindingen. “Over de vraag of waterstof en zuurstof ophouden te bestaan wanneer zij zich verbindingen om water te vormen kan men van mening verschillen,“ maar het occultisme beschouwt de werkelijke toestand van iets, de vraag van zijn of niet-zijn. “Het bestaan als water kan voor waterstof en zuurstof een toestand van niet-zijn worden genoemd, welke een “reëler bestaan” is dan hun gasvormige toestand en dit kan enigermate de toestand aanduiden van het heelal wanneer het in ene rusttoestand overgaat, of ophoudt te zijn gedurende de “Nacht van Brahmâ…”

De onwetenden beoordelen alle dingen naar hun verschijning, en niet naar wat zij in werkelijkheid zijn, maar in het occultisme is het altijd het beste van het algemene naar het bijzondere over te gaan, niet omgekeerd.

“Devamâtri”, “Moeder der Goden”, Aditi of de Kosmische Ruimte. In de Zohar wordt zij Sephira, de Moeder der Sephiroth en Shekinah, in haar oervorm, in abscondito genoemd.”

“Svabhavat”, “In deze Stanza”, zegt H.P.B., “Ligt de wereld van betekenis verborgen van de onbevlekte ontvangenis, die thans voorgoed is gekristalliseerd tot een dogma van de Christelijke kerk, die dit metafysische denkbeeld verstoffelijkte tot iets geheel onbegrijpelijks.
Op het eerste differentiatiegebied is er geen geslacht – om deze uitdrukking gemakshalve te gebruiken – maar beide geslachten zijn in aanleg aanwezig in de oerstof.”

Raadpleeg Dr. De Purucker’s Occult Glossarium voor een duidelijke uiteenzetting van de betekenis van Svabhavat (niet te verwarren met Svabhâva, dat in deze zeven Stanza’s in het geheel niet voorkomt).

“Svabhavat is een stadium of toestand van kosmische bewustzijnssubstantie, waarin geest en stof – die fundamenteel één zijn – niet meer tweevoudig zoals in de manifestatie, maar één; datgene wat
noch enkel gemanifesteerde stof, noch enkel gemanifesteerde geest is, maar beide de oorspronkelijke eenheid zijn; geestelijke âkâśa; waar de geest in stof opgaat en, beide werkelijk één zijnde, “Vader-Moeder” worden genoemd, d.w.z. geest-substantie. Svabhavat daalt nimmer uit zijn eigen staat, toestand of gebeid neer, maar is het kosmische reservoir van het zijn, wat door de tegenwoordige wetenschap de “energieën” of “krachten” van de universele natuur worden genoemd.”


“De Grote Adem”. Op het stoffelijk gebied gelijk aan beweging, ruimte en duur, met zijn nooit-eindigende hartslag, vormt de kracht van de begeerte die – uiteindelijk, maar niet in deze Stanza- de manifestatie teweegbrengt.

Mâtri-Padma”- de Moederlotus; de lotus is het symbool van de kosmos.

Het Zaad”- is een figuurlijk gebruikte uitdrukking. Het Zaad is overal, zoals de cirkel, waarvan de omtrek nergens is en het middelpunt overal… de ongeopenbaarde natuur, de gehele scheppende kracht.

“De Zeven Zonen”
zijn de scheppers van ons zonnestelsel en in het bijzonder van onze planeetketen.

Literatuur:
“De Geheime Leer: deel I en H.P.B. ’s ‘Collected Writings’, deel X; G. de P’s “Occult Glossarium”en Sri Krishna Prem’s “Man the Measure of All Things”.

Het is belangwekkend op te merken, dat deze zelfde uitdrukking van Aristoteles die Prem gebruikte als titel voor zijn boek, ook door H.P.B. werd gebruikt (Vol. XI Collected Writings) waar zij met nadruk verklaart: “En het is zeker dat Aristoteles met het woord “Mens”niet de uiterlijke vorm van vlees en been bedoelde!”( pag. 451)

Tussen twee haakjes Sri Krishna Prem was geen Hindu, maar een Engelsman, Ronald Nixon, die in de eerste wereldoorlog oorlogsvlieger was, zijn graad als MA haalde te Cambridge en toen naar India ging om geestelijk onderricht te zoeken onder leiding van een Guru. Ondertussen was hij professor in Engels aan de universiteiten van Lucknow en Benares en werd op zijn beurt leraar in geestelijke zaken.

(Uit: Werkboek Theosofie 1985: Cosmogenesis, Antropogenesis en de Stanza’s van Dzyan)



-------------------------------------------------------------------------

15.2.09

Occult Woordenboek

Online een woord opzoeken voor uitleg kan nu ook online in het occulte woordenboek

Daarna eenvoudig op het betreffende gezochte 'woord' klikken, voor een uitleg.

19.1.09

Maandag 16 februari: Stanza's van Dzyan (Geheime Leer deel I)

Op maandag 16 februari gaat de studiegroep-Assen beginnen met de Stanza's van Dzyan uit de Geheime Leer deel I.

We zijn nu bezig met het bestuderen van Stanza I van het geheime boek van Dzyan. De boeken van De Geheime Leer I en II zijn ook op internet - online-te lezen: Geheime Leer

Dan links boven de afbeelding van de boeken ‘inhoud deel I’ of ‘inhoud deel II’ aanklikken voor tekst uit de boeken.

De Stanza's van Dzyan staan bij "Inhoud deel I ", tezamen staan ze vermeld van blz. 57 tot 64.

De Stanza I begint met de bladzijden 65 tot 84 : "De nacht van het Heelal" .

Vergeet niet dat we door de Geheime Leer inzage krijgen in de totale Evolutie van ons Heelal, het Zonnestelsel, de planeet Aarde en het Doel van ons als Mensheid. Dit is ondergebracht in de Stanza's van Dzyan.

Bij de bijeenkomst kunnen vragen worden gesteld en praten we alles door met de groep.

Tot ziens bij de bijeenkomst.
19.30-21.30 uur (inloop vanaf 19.00 uur)

18.1.09

Theosofie-studiebijeenkomsten 1x per mnd in Assen Betreft: Studie Geheime Leer


Voor diegene die interesse heeft om de Geheime Leer van H. P. Blavatsky te bestuderen is er in Assen een Theosofische studiegroep vanuit de Theosofische Vereniging Nederland (TVN) opgericht.

Deze studiegroep zal voornamelijk in het begin gericht zijn op de studie uit de Geheime Leer van H. P. Blavatsky. Ook zullen er andere esoterische boeken, o.a. van Alice Bailey, Krishnamurti en Rudolf Steiner worden geraadpleegd. Op deze wijze worden we ervan bewust dat alles uit één Bron afkomstig is.

Wat zou het nut kunnen zijn van een studie in de hedendaagse tijd uit deze geschriften?

“De oude wijsheid is onveranderlijk en van alle tijden”

Zoals bekend is de Geheime Leer slechts een heel klein fragment van de esoterische leer die bekend is aan de hogere leden van de Witte Broederschap. Deze bevat juist zoveel als door de wereld in deze tijd kan worden begrepen.

De Geheime Leer openbaart zich aan ons allen door er een studie van te maken, voor een ieder op zijn eigen niveau.
Al naar gelang het hedendaags begripsvermogen van de individuele mens past het bestudeerde materiaal zich aan en dient als wegwijzers naar de waarheid en de werkelijkheid beschouwt te worden, als een proces van openbaring en bewustwording.

De Geheime Leer bladzijde voor bladzijde lezen zoals ieder boek, kan alleen maar eindigen in verwarring, zoals H.P.Blavatsky al aangaf.
Het is daarom de bedoeling dat we door deze studie enig idee kunnen krijgen van de ‘Drie Grondstellingen’, die in de ‘Proloog’ staan van de Geheime Leer.
Daarna kan er verder gestudeerd worden in de genummerde onderdelen in de samenvatting Geheime Leer deel I en Geheime Leer deel II, dit betreft eveneens de Stanza’s uit het ´Boek van Dzyan´.
Langzaam maar zeker krijgt men de kans om op eigen gelegenheid de dingen te onderzoeken.

In de woorden van H.P.B.:

“Als je denkt dat je uit De Geheime Leer een bevredigend beeld van de samenstelling van het universum kunt krijgen, dan zal deze studie je alleen maar verwarren. Het boek is niet bedoeld om zo’n definitieve uitspraak te doen over het bestaan, maar om je in de richting van de Waarheid te leiden.”

“Neem De Geheime Leer ter hand zonder enige hoop te koesteren de definitieve Waarheid van het bestaan van haar te vernemen, of zonder enig ander idee dan maar te zien in hoeverre zij kan leiden in de richting van de Waarheid.
Zie in deze studie een middel om het denken te oefenen en te ontwikkelen zoals dat nooit door andere studies ontwikkeld is.”

Het is een grenzeloos gebied dat we gaan verkennen:
“De eeuwigheid van de Pelgrim is als het knipperen van het oog van Zelf-Bestaan” (uit het ‘boek van Dzyan’)

- Voor deze studie is geen vooropleiding nodig.
- Deelname is gratis (vrijwillige bijdrage is welkom)
- eerstevolgende studieavond is op maandagavond 16 februari - 19.30 uur tot 21.30 uur, 19.00 uur inloop, te Assen (1 maal per maand)
- Men kan zich op latere data ook bijvoegen of opgeven voor deze studie.
- In verband met beperkte hoeveelheid plaatsen graag van te voren opgeven op het volgende emailadres: (Judith) judith.63@kpnplanet.nl en (Bianca) zonnelotus@live.nl
- Eventuele verdere informatie en/of het adres waar het gehouden wordt, kunnen ook verstrekt worden via de bovenstaande emailadressen.

We hopen je te mogen verwelkomen!

Bij een groot aantal aanmeldingen zal een locatie worden gehuurd, die op loopafstand van het treinstation Assen zal zijn.

Hartelijke groet,
Jopie en Judith en Bianca

Translate