15.1.11

Stanza VI en VII (Geheime Leer -deel I)







Stanza VI (6)

In zekere zin, en gezien vanuit het menselijk standpunt, zou dit voor ons de tot dusver belangrijkste Stanza kunnen zijn. H.P.B. zegt: ‘de volgende fasen in de vorming van de ‘wereld’ zijn aangegeven in Stanza VI, die de ontwikkeling van een dergelijke wereld voortzet tot aan de vierde grote periode, overeenkomend met de periode waarin wij nu leven.”

Het wordt nu ook duidelijker wat wordt bedoeld met de lering dat de mens niet alleen thuis is in het universum, maar dat hij een integrerend deel van dat universum is, zoals G. de P. er voortdurend de nadruk oplegde. Op deze manier hebben al de kosmische beginselen hun weerspiegeling, hun benedeneind als het ware, in de mens; Mahat aan het boveneinde van het goddelijk Denkvermogen en Manas in de mens.

Hier volgen de eerste 4 slokas.

1. “Door de kracht van de Moeder van Erbarming en Kennis – Kwan-Yin – het “drievoud” van Kwan-Shai-Yin, in Kwan-Yin-Tien gezeteld, doet Fohat, de Adem van hun Nakroost, de Zoonm der Zonen, na uit het grondeloos diep de schijnvorm van Sien-Tchang en de Zeven Elementen te hebben opgeroepen:

2. Doet Hij, de Snelle en Stralende, de Zeven Laya-Centra ontstaan, waarvan tot de grote dag “Wees-met-Ons” geen de meerdere zal zijn; en hij grondvest het Heelal op deze Eeuwige Fundamenten, Tsien-Tchan met de Oerkiemen omringende.


3. Van de Zeven – eerst één geopenbaard, zes verborgen, twee geopenbaard, vijf verborgen; drie geopenbaard, vier verborgen; vier verwekt, drie onzienlijk; vier en een Tsan onthuld, twee en een half verborgen; zes nog te openbaren, een ter zijde gelegd. Ten slotte, zeven kleinere wielen wentelend, waarvan het ene aan het andere het aanzijn schenkt.

4. Hij bouwt hun naar de gelijkenis van oudere wielen, hen op de Onvergankelijke Centra stellende. Hoe bouwt hen Fohat? Hij verzamelt het vuur-stof. Hij maakt ballen van vuur, hij schiet er door en er omheen, hun leven instortende. Dan stelt hij hen in beweging, sommige langs deze, andere langs gene weg. Zij zijn koud, hij maakt hen heet. Zij zijn droog, hij maakt hen vochtig. Zij schijnen, hij bewaait en bekoelt hen. Aldus werkt Fohat van de ene schemer tot de andere, Zeven Eeuwigheden lang.”


Op dit punt maakt H.P.B. een onderbreking met de mededeling: “Met deze verzen, de vierde Sloka van Stanza VI, eindigt dit gedeelte van de Stanza’s dat betrekking heeft op de universele kosmogonie na de laatste Mahapralaya of universele oplossing, die, wanneer zij komt, elk onderscheiden ding, zowel goden als atomen, uit de ruimte veegt als even zovele verdorde bladeren. Vanaf dit vers hebben de Stanza’s alleen te maken met ons zonnestelsel in het algemeen, met de planeetketens die er toe behoren en in het bijzonder met de geschiedenis van onze globe (de vierde van de keten). Wat alle volgende Stanza’s en verzen in dit boek betreft verwijs ik enkel naar de ontwikkeling van en op onze aarde…”.

Dit is een waarschuwing, waarop H.P.B. verschillende keren later nadruk wenst te leggen. De ervaring leert, hoe vaak de ernstige student een geleerde vraag stelt. Als hij het antwoord ontvangt gaat hij, in plaats van er over na te denken en het op te nemen in hetgeen hij reeds weet, in de kosmogonie in het algemeen, onmiddellijk over op een andere vraag, die verder gaat, zelfs voorbij datgene wat de Dhyân Chohans is onderwezen, met het gevolg, dat wat op ons en op ons gebied betrekking heeft, niet wordt begrepen, waardoor de betekenis van wat ons NU geleerd wordt, wordt verkleind of verloren gaat.

( Voordat H.P.B. verder gaat met de laatste verzen van Stanza VI schrijft zij ruim 40 bladzijden met verklarende noten).

5. “In de vierde wordt de zonen gezegd hun beeltenis te scheppen. Een derde weigert – twee derde gehoorzamen. Het doemvonnis valt, zij zullen worden geboren in het vierde, lijden en doen lijden, dit is de eerste krijg.

6. De oudere wielen wentelen naar beneden en naar boven…Het moeder zaad vulde het geheel. Er werden oorlogen tussen de Scheppers en de Verdelgers gevoerd en oorlogen om ruimte, en het zaad verscheen en herverscheen zonder ophouden.

7. Maak uw berekeningen, Lanoe, zo gij de juiste leeftijd van uw klein wiel verlangt te kennen. Zijn vierde spaak is onze moeder. Verwerf de vierde “vrucht” van het vierde pad der kennis dat naar Nirvâna leidt, en gij zult verstaan, want gij zult zien…”.

-------------------------------------------



--------------

Stanza VII vervolgt de geschiedenis en schetst het neerdalen van het leven tot aan het verschijnen van de mens en besluit zo het eerste deel van de Geheime Leer.

De ontwikkeling van de ‘mens’ vanaf zijn eerste verschijnen op deze aarde in deze Ronde tot aan de toestand waarin wij hem nu aantreffen, zal het onderwerp zijn van Geheime Leer deel II.

zie voor meer informatie: Stanza VII

----------------------

Stanza VII




“De Ouders van de Mensheid op Aarde”.
1. Aanschouw de aanvang van bewust, vormloos leven. Eerst het Goddelijke (voertuig), het Ene van de Moeder-Geest (Âtma); dan het Geestelijke – ( Âtma-Buddhi, de Geest-Ziel, dit heeft op de Kosmische beginselen betrekking) ; (andermaal) de Drie van de Een; de Vier van de Een; en de vijf, uit welke de Drie, de Vijf en de Zeven – Deze zijn het drievoud en het viervoud nederwaarts; de “Geest-Geboren” Zonen van de eerste Heer (Avalokiteśvara). De Blinkende Zeven (de “Bouwers” ), (de Zeven Scheppende Rishi’s, die thans met het sterrenbeeld van de Grote Beer in verband worden gebracht. De Stralende Zeven - de Zeven oorspronkelijke Stralen. De Zeven voornaamste groepen van Dhyâni-Chohans). Zij zijn U, Mij, Hem, O Lanoe, Zij die over U en Uw moeder, Bhûmi (de Aarde) waken”.

2. De ene straal vermenigvuldigt de kleinere stralen. Het leven is er vóór de vorm en het overleeft het laatste vorm-atoom. Door de talloze stralen loopt de levensstraal, de ene, gelijk een snoer door vele parels.

3. De Ene, twee geworden, doet het drievoud ontstaan, en de drie zijn één; en het is onze draad, o Lanoe, het hart der mens-plant, Saptaparna genaamd.

4. Het is de wortel, die nimmer sterft, de drietongige vlam van de vier pitten. … De pitten zijn de vonken, die teren op de drietongige vlam (hun opper-triade) , aan de zeven – hun vlam – ontschoten; de stralen en vonken van één maan, in de vloeiende wateren van al de rivieren der aarde weerspiegeld.

5. De vonk hangt aan de vlam, door de fijnste draad van Fohat verbonden. Zij reist door de Zeven Werelden van Mâyâ. Zij toeft in het eerste (Rijk) en is een metaal en een steen; zij vaart in het tweede, en zie – plant; de plant warrelt door zeven veranderingen en wordt een heilig dier ( de eerste schaduw van de stoffelijke mens).

Uit de verenigde eigenschappen van deze wordt Manu ( de mens), de denker, gevormd.

Wie vormt hem? De zeven levens, en het ene Leven.
Wie voltooit hem? De vijfvoudige Lha. En wie volmaakt het laatste lichaam? Vis, zonde en soma (de maan).

6. Van de eerstgeborene af (de primitieve of eerste mens) wordt de draad tussen de Stille Wachter en diens schaduw met iedere verandering (reïncarnatie) meer krachtig en stralend. Het zonlicht van de morgen is in middagpracht veranderd…

7. Dit is uw huidige wiel, sprak de Vlam tot de Vonk. Gij zijt mijzelf, mijn afbeeldsel en mijn schaduw. Ik heb mij met u omkleed, en gij zijt mijn vâhan (voertuig) tot de dag “wees met ons”, waarop gij andermaal mijzelf en anderen, uzelf en mij zult worden. Dan dalen de bouwers, in hun eerste omkleedselen gehuld, op de stralende aarde neder en regeren de mensen – die zijzelven zijn. “

-------------------------------
Zie ook Stanza Zeven (Uit Kosmisch Vuur van AAB)

Voor meer data en invulling zie: Agenda 2011 (in de rechterkolom)
-------------------------------------

Translate