29.1.13

Studiebijeenkomst van 27 februari 2013


woensdagochtend 27 februari  (10-12.00, inloop vanaf 09.30 uur) komt het studiecentrum weer bij elkaar.

We bestuderen de blz. 117-137 uit het boekje van Krishnamurti:

"Innerlijke Eenvoud"



Hoofdstukjes: 

- Gevoeligheid stimuleren-

- Waarom verandering belangrijk is -

J. Krishnamurti (uit het boekje: ‘Innerlijke Eenvoud’)


'Gevoeligheid stimuleren' 
Blz. 121-122. (Dialoog)

Hoe omgaan met jeugd en seksualiteit & criminaliteit

“Wat wil dat zeggen, ‘op de juiste manier opgevoed’ zijn?”

Een juiste manier van opvoeden stimuleert de gevoeligheid en die moet je niet alleen stimuleren in die bepaalde periode van de ontwikkeling die dan de puberteit genoemd wordt, maar het hele leven door, nietwaar? 

“Waarom die nadruk op de gevoeligheid?” vroeg de eerste.

Gevoeligheid betekend genegenheid voelen, het betekent je bewust zijn van mooi en lelijk is. En is stimuleren van de gevoeligheid niet een deel waar u het over heeft?”

(…)

Op de juiste manier opgevoed zijn houdt niet alleen in dat je geschiedenis of natuurkunde hebt gestudeerd, het betekent ook dat je gevoel hebt voor alles op aarde – de dieren, de bomen, de rivieren, de lucht en de medemens. Maar wij verwaarlozen dat allemaal of we bestuderen het als onderdeel van een project, iets wat je leest en opslaat om te gebruiken als de noodzaak zich voordoet. Zelfs als je in je kinderjaren die gevoeligheid bezit, wordt ze over het algemeen in het rumoer van de zogenaamde beschaving gesmoord. Het milieu dwingt het kind algauw in het patroon van het passende, het traditionele. Tederheid, genegenheid, gevoeligheid voor wat mooi en lelijk is, dat gaat allemaal verloren; maar de biologische verlangens blijven natuurlijk aanwezig.
(…)

Is het stimuleren van de gevoeligheid niet minstens even belangrijk als boeken en universitaire graden? Maar wij aanbidden het succes en verwaarlozen de gevoeligheid, die een eind maakt aan de jacht op succes.

“Maar is succes dan niet noodzakelijk in het leven?”

Met alle geweld succes willen hebben werkt ongevoeligheid in de hand en bevordert meedogenloosheid en egocentrisch handelen. Hoe kan iemand die eerzuchtig is gevoel hebben voor anderen of voor alles wat op onze aarde te vinden is? Het is er allemaal om hem voldoening te geven, om door hem te worden gebruikt op zijn weg naar de top. En gevoeligheid is van essentieel belang, anders krijg je seksuele problemen. 

“Hoe zou u bij de jeugd de gevoeligheid stimuleren?”

‘Stimuleren’ is geen gelukkige term, maar aangezien we die nu eenmaal hebben gebruikt, zullen we hem aanhouden. Gevoeligheid is niet iets waar je je in kunt oefenen. Het haalt weinig uit als u niet meer doet dan de kinderen vertellen dat ze naar de natuur moeten kijken of de grote dichters moeten lezen en zulke dingen. Maar als u zelf gevoelig bent voor wat mooi en lelijk is, als u innerlijk besef hebt van tederheid, van liefde, gelooft u niet dat u dan in staat zult zijn uw leerlingen te helpen genegenheid te voelen, attent te zijn, enzovoort? Kijk, wij onderdrukken of verwaarlozen dat allemaal, terwijl we aan alle vormen van stimuleren ontspanning toegeven. Daar wordt het probleem steeds ingewikkelder. 
(…)

Dus, wat moet u doen? Zorgzaamheid, tederheid, genegenheid – dat is essentieel als je begrip wilt krijgen voor de seksuele verlangens. Door zorgvuldige verkenning van het probleem, door erover te praten en het op verschillende manieren te belichten, zal de leraar beslist aan gevoeligheid winnen en het belang daarvan op de kinderen overbrengen. Als die dan in de puberteit komen, zullen ze in staat zijn de seksuele verlangens met veel meer begrip en inzicht te benaderen. Maar om kinderen op de juiste manier te kunnen opvoeden, moet je ook de ouders opvoeden, want die vormen tenslotte de maatschappij. 

“(…) wat kan de enkeling doen?”

Alleen als enkeling kun je iets doen. Het is altijd de enkeling geweest die zo hier en daar iets heeft gedaan dat werkelijk van invloed is geweest op de maatschappij en grote veranderingen tot stand heeft gebracht in het menselijke doen en laten. Om werkelijke revolutionair te zijn moet je het maatschappelijk patroon de rug toe keren , het patroon van de hebzucht, de afgunst, enzovoort. Elke verandering die binnen het bestaande patroon blijft, zal uiteindelijk alleen maar meer verwarring en meer ellende teweeg brengen. Criminaliteit is opstandigheid binnen de grenzen van het bestaande patroon, meer niet. En het is de taak van de opvoeder de jeugd te helpen dat patroon te doorbreken, dat wil zeggen vrij te zijn van hebzucht en machtsstreven.

---------------------------------------------------------------------------------------------
Even aanmelden (06 28479127) i.v.m. aantal plaatsen.
mailen mag ook: assen@theosofie.nl

3.1.13

Stanza I


Stanza’s van Dzyan
(Werkboek Theosofie: Cosmogenesis, Antropogenesis en de Stanza’s van Dzyan)

Stanza I:

  1. “De eeuwige Moeder, in haar immer onzichtbare gewaden gehuld, had weer zeven eeuwigheden lang gesluimerd.

  1. De tijd was niet, want hij lag slapende in de oneindige boezem van de duur.

  1. Het universele Denkvermogen was niet, want er waren geen Ah-Hi om het te bevatten.

  1. De zeven wegen tot zaligheid waren niet. De grote oorzaken van het lijden waren niet, want er was niemand om ze te verwekken en er in verstrikt te raken.

  1. Duisternis alleen vulde het grenzeloze Al, want Vader, Moeder en Zoon waren andermaal één, en de Zoon was nog niet verrezen voor het nieuwe wiel en zijn pelgrimstocht daarop.

  1. De zeven verheven Heren en de zeven Waarheden bestonden niet meer, en het Heelal, der Noodzaak zoon, was in Paranishpanna verzonken om door dat wat is en toch niet is te worden uitgeademd. Niets was.

  1. De bestaansgronden waren ter zijde gesteld; het zichtbare, dat was, en het onzichtbare, dat is, rustten in het eeuwige niet-zijn – het Ene Zijn.

  1. De Ene Bestaansvorm alleen breidde zich grenzeloos, eindeloos, oorzakeloos uit, in droomloze slaap; en het leven pulseerde onwetend in de universele ruimte, door het alomtegenwoordige, dat door het geopende oog van de Dangma bespeurd wordt.

  1. Doch waar was de Dangma, toen de Alaya van het Heelal in Paramârtha was en het grote wiel Anupâdaka was?


---------





Vergelijk deze eerste Stanza met de eerste van de drie gronddenkbeelden van de Geheime Leer:

“Een alomtegenwoordig, Eeuwig, Grenzeloos en Onveranderlijk BEGINSEL, waaromtrent elke bespiegeling onmogelijk is, daar het boven het menselijk denkvermogen staat en door menselijke benamingen of vergelijkingen slechts verkleind kan worden. Het ligt buiten het bereik en het domein der gedachte en is, zoals de Mândukya zegt,’ondenkbaar en onuitsprekelijk’. “

“Weer”: in het eerste vers geeft onmiddellijk de sleutel van het voortdurend verschijnen en opnieuw-verschijnen van zonnestelsels, werelden, mensen, enz.; steeds terugkerende kringlopen van verschijnen en verdwijnen, geen eerste begin uit het niets.

“Zeven eeuwigheden”: Het woord eeuwigheid heeft niet de christelijke betekenis van: “voor altijd en altijd”, maar eeuwigheid en onsterfelijkheid betekenen beide “het bestaan tot het einde van de Kalpa”.

Een Kalpa is een tijdsperiode, een Mahâ-Manvantara of een Dag van Brahmâ, 4.320.000.000 mensenjaren. Maar deze eerste Stanza verwijst naar het Leven van Brahmâ, vandaar zeven eeuwigheden. H.P.B. zegt: ( G.L. p. 238) “De getallen van de Grote Kalpa zijn ons niet bekend en het is ons niet geoorloofd de duur van onze kleinere Yuga’s behalve bij benadering, openbaar te maken… Wij weten niets van de juiste tijd, waarop de ontwikkeling en vorming van onze kleine Aarde een aanvang nam. Het is ons daarom niet mogelijk haar leeftijd te berekenen, tenzij wij eerst de tijd van haar geboorte weten – die de Leraren ons echter tot dusver onthouden.” Maar één Eeuwigheid is één zevende van de leeftijd van Brahmâ. De zevende Eeuwigheid is het eind van de grote Pralaya, het begin van de Manvantara, de manifestatie, de geboorte.

“Tijd en duur”. De Theosofie maakt een duidelijk onderscheid tussen deze begrippen. “De tijd is slechts een begoocheling, op onze reistocht door de eeuwige duur, door de opeenvolging van onze bewustzijnstoestanden veroorzaakt; en hij bestaat niet, waar er geen bewustzijn bestaat, in hetwelk die begoocheling kan worden gewekt”, zegt H.P.B. (G.L. I, p.42) en de G. de P. zegt in zijn “Fountain – Source of Occultisme”, p. 214: “Tijd is slechts een droombeeld van het menselijk voorstellingsvermogen tegen de achtergrond van de eeuwige Duur… “
Duur: “Eén van de drie aspecten van de ongemanifesteerde Godheid, waarvan de andere twee Ruimte en Beweging zijn”.






In antwoord op een vraag over deze aangelegenheid zegt H.P.B. ”De Duur is; hij heeft begin noch einde. Hoe kunt ge datgene wat noch begin noch einde heeft tijd noemen? Duur is zonder begin en eindeloos, tijd is eindig. Tijd kan worden verdeeld, Duur – althans in onze wijsbegeerte – niet.” Toen haar gevraagd werd: “Wat is het bewustzijn dat tijd waarneemt? “, antwoordde zij: “Hier wordt bewustzijn alleen op onze planeet bedoeld, niet het eeuwige goddelijke bewustzijn, dat wij het Absolute noemen.”

(Een belangrijk punt; zij verklaart later, dat strikt genomen de uitdrukking “Absoluut” in dit verband niet juist is, de uitdrukking moet zijn Absoluutheid. “Ge kunt Parabrahman niet het Absolute noemen!”)

“Het universele Denkvermogen”. Het goddelijke Denkvermogen is voordat differentiatie plaats heeft. Houdt in herinnering, dat hoe ge het ook noemt, elk van deze voorstellingen haar meest metafysische, meest stoffelijke en ook tussenliggende aspecten heeft.” “Denkvermogen betekent toestanden van bewustzijn, verzameld onder de woorden: Gedachte, Wil, Gevoel.”

“AH-HI”. Hemelse wezens, de zeven logoïsche Stralen van de ene Straal. Zij komen eerst tot aanzijn bij de eerste straling van het universele Denkvermogen.”In antwoord op de vraag: “Zijn de Ah-Hi in voorgaande Manvantara’s mensen geweest of zullen zij dit worden?” Luidt de ondubbelzinnige verklaring: “Ieder levend wezen van welk soort dan ook, was, is, of zal een menselijk wezen worden, in de een of andere Manvantara… Zij bestaan niet langer in deze Manvantara, zij zijn lang geleden Planeetgeesten geworden, zonne-, maan- en tenslotte reïncarnerende ego’s want zij zijn de gezamenlijke schare van geestelijke wezens… de Ah-Hi zijn de vlam, van waaruit stralen voortkomen, die steeds meer gedifferentieerd worden bij het verder afdalen in de stof, totdat zij tenslotte onze wereld bereiken, met haar talrijke biljoenen bewoners en bewuste wezens…”

“Duisternis”. “Het onbekende principe dat de kosmische ruimte vult…”. Het is de “Duisternis op het aangezicht van de Diepte”in Genesis; “Diepte” betekent hier “de heldere zon van de Donkere Vader – Ruimte. Duisternis is absoluut licht, geest, negatief. Licht is stof – positief.” (Zij voegt er later aan toe, dat de uitdrukking Duisternis liever wordt gebruikt dan Chaos, hoewel zij hetzelfde betekenen, wegens het gevaar dat “Chaos” wordt uitgelegd in het menselijke vlak.)







“Vader, Moeder en Zoon waren andermaal één“: “Het betekend, dat de drie Logoï – de ongemanifesteerde “Vader”, de half-gemanifesteerde “Moeder” en het Universum, hetwelk de derde Logos is in onze filosofie, gedurende de Pralaya andermaal één waren. Gedifferentieerde essentie was weer één geworden.  De gedifferentieerde “Vader, Moeder en Zoon” is het tegenbeeld van het Christelijke beeld: Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij moeten oppassen, dat wij abstracte begrippen niet vermenselijken, door deze uitdrukkingen verder uit te leggen...”

“Wiel”: op zichzelf betekent dit een wereld of globe. De ouden, die de uitdrukking in die zin gebruikten, beseften dat de aarde een bol was, geen plat vlak, zoals in de middeleeuwen werd geleerd, en dat zij wentelde. De “Oudere Wielen” zijn de oerpatronen; de kleinere wielen zijn onze sferen van ervaring, dat wil zeggen ons leven op aarde.

“Paranishpanna” is de absolute volmaking, die alle wezens zullen bereiken aan het einde van een grote periode van activiteit, of Mahâ-Manvantara.

“Het Universum, der Noodzaak Zoon”: “Ons Universum” is er slechts één van een oneindig aantal universa, die alle “der Noodzaak zonen” zijn, omdat zij schakels zijn in de grote kosmische keten van universa… “ Zonder het gemanifesteerde universum kon er geen gebied van evolutie zijn.

“Uitademing”: De Grote Adem is de voortdurende beweging van het universum, de Dagen en Nachten van Brahmâ, het perpetuum mobile, waarnar door geleerde en filosofen zo gezocht is. Brahmâ, de derde Logos, ademt uit en de zonnestelsels, universa, enz. worden geboren. Brahmâ ademt in en al het gemanifesteerde verdwijnt in de slaap van Pralaya, wanneer “NIETS IS” .

“Niet-ZIJN”: Er werd haar gevraagd of het zijnde en zijn hetzelfde waren. Het Zijnde of Sat is niet bestaan, want bestaan kan slechts van toepassing zijn op verschijnselen, nooit op het oorzakelijke noumena, want de woordafleiding zélf is in tegenspraak met zo’n bewering. Het zijnde is niet zijn, want het is even goed niet-zijn. Wij kunnen het niet begrijpen, want ons verstand is beperkt en onze taal is nog beperkter en aan nog meer voorwaarden gebonden dan ons verstand. Hoe kunnen wij daarom aan datgene uitdrukking geven wat we ons slechts kunnen voorstellen door een reeks ontkenningen?






“Dangma”: Dangma betekent een gelouterde ziel, de hoogste Adept.

Alaya”: “De universele Ziel; de basis of wortel of bron van alle schepselen… Anima Mundi.”

“Paramârtha”: Het Absolute Zijn en Bewustzijn, die Absoluut Niet-zijn en Onbewustzijn weergeven.

Anupâdaka”: Ouderloos, omdat zij de directe uitstralingen zijn van datgene wat noch Vader, noch Moeder is, doch de ongemanifesteerde Logos.

---------


Als we nu Stanza I herlezen en daarbij houden we de verduidelijkingen van H.P.B. in gedachten.

Lees de verzen bij voorkeur hardop. Er werd in oude leringen veel belang gehecht aan het geluid van woorden, en merk op hoe prachtig H.P.B. de nadruk legt op hetgeen zij vertelt, door haar woordkeus “Niets was”.

(Gedeelten tussen aanhalingstekens zijn uit H.P.B.’s Collected Writings Vol. X., “Transactions of the Blavatksy Lodge”, uit haar “Geheime Leer” deel I; ook uit G. de P’s “Glossary”, enz. Gelieve er nota van te nemen dat wij slechts vluchtig zijn ingegaan op haar commentaren op deze Stanza. Er zijn 47 bladzijden met discussies alleen over deze Stanza in Volume X van de Collected Writings en 18 bladzijden in de Geheime Leer. Onnodig te zeggen dat deze bestudeerd kunnen worden.)


----------------

Translate